dinsdag 6 oktober 2015

De volgorde deel 2

Het meest unieke en mooie aan het schaken vind ik de bonte mix van spelers. Ik kan mij niet direct een andere sport of discipline wijdverspreid voor de geest halen waarin leeftijd, afkomst, karakter, opleiding,... zo onbelangrijk is. Ondanks deze enorme diversiteit zie je bij elk individu toch al snel bekende patronen die overgaan in routines.

Het is dan ook volstrekt normaal om iets te herhalen dat in het verleden al zijn deugdelijkheid heeft bewezen.  Dit betreft niet enkel openingskeuzes maar ook speelstijl, tempo en zelfs tegenstand. Routines geven een houvast in de chaos van het complexe schaakspel maar zijn vaak ook de reden waarom spelers plafonneren.

Zeer weinig spelers zijn in staat om zichzelf kritisch in vraag te stellen en vervolgens buiten hun comfortzone te gaan. Het is helemaal niet makkelijk om iets nieuw te proberen en vervolgens opnieuw leergeld te betalen. Een persoonlijke coach kan niet alleen met schaaktips maar ook mentaal hierin vaak een erg belangrijk rol vervullen. Echter zoals ik al vermeldde ik het vorig blogartikel is een coach voor slechts een handvol (gevorderde) spelers beschikbaar.

Zelf geef ik grif toe dat ik mij ook graag wentel in mijn warm nestje wat ik met de jaren steeds knusser heb ingericht. Dezelfde openingen al 20 jaar spelen, getuigt nu niet van veel moed. Mijn excuus de wetenschappelijke aanpak dekt natuurlijk niet helemaal de lading. Anderzijds is het ook zo dat je als auto-didacticus vaak geen enkel idee hebt welke richting je moet uitgaan om progressie te kunnen maken. Via de blogstatistieken krijg ik soms de meest gekke zoekfuncties te zien zoals recent "hoe kan ik altijd winnen met schaken" wat de wanhoop van sommigen etaleert.

Het ontbreken van een kant en klare oplossing voor heel wat vragen creëert onzekerheid maar laat de schaker ook vrij keuzes te maken die op zich dan weer een interessant domein vormen van psychologie. Zo speelde ik de voorbije maanden 2 keer een partij waarin ik enkele uiterst moeilijke keuzes moest maken. In beide partijen weken mijn tegenstanders naar alle waarschijnlijkheid onbewust af van de standaard zettenvolgorde in de opening en moest ik kiezen tussen ofwel transponeren naar de hoofdlijn of onvoorbereid een interessante deviatie te spelen.
In tegenstelling met de voorbeelden uit mijn eerder artikel over de volgorde was het hier bijlange niet duidelijk welke keuze optimaal was. Ik denk niet dat het cruciaal was voor het resultaat omwille van het niveauverschil maar het wordt wel delicater wanneer de ratings een stuk dichter bij elkaar zouden liggen zoals in volgend voorbeeld. Mijn jonge tegenstander Ian Vandelacluze had eerder in het tornooi al zowel GM Alexander Dgebuadze als FM Jelle Sarrau op remise gehouden dus ik was gewaarschuwd.
Ian speelde de hele openingsfase in enkele minuten terwijl ik daarentegen veel tijd verbruikte om te ontdekken welke verschillen precies de andere zettenvolgorde betekenden voor de evaluatie. Pas thuis na uitgebreide computeranalyses stelde ik vast dat ik op 1 punt wellicht beter niet had getransponeerd naar de hoofdlijn. De aantrekkingskracht van het bekende was dus in beide partijen te groot voor mij. Ik heb een vermoeden dat de meeste schakers die keuze zouden maken maar je hebt zeker ook spelers die van nature graag nieuwe frisse posities aanboren en dus het tegenovergestelde zouden doen. Ondanks ik beide partijen won, is het mij absoluut onduidelijk wat de optimale strategie was. Heb je al iets gelijkaardigs meegemaakt dan laat mij in een reactie weten welke keuze jij maakte.

Brabo

2 opmerkingen:

  1. Ik ben blij om een (hopelijk) interessant voorbeeld te kunnen delen.


    Eén van de trendy varianten in de Caro-Kann een tijdje geleden was:

    1. e4 c6 2. d4 d5 3. e5 Lf5 4. h4 h5 (Ook 4...h6!? wordt soms gespeeld. Het nadeel van 4...h5 is dat veld g5 verzwakt wordt.) 5. Lg5 (een illustratie van wat ik daarnet zei. Zwarts normale ontwikkeling wordt bemoeilijkt.) Db6 (Zwart vat de koe bij de horens en richt zijn aandacht op de b2-pion) en nu 6. Ld3! Lxd3 (6... Dxd4 7. Pf3 enz. is riskant voor zwart. Al heeft GM Samuel Shankland het een keertje geprobeerd.) 7. Dxd3.

    Zwart lijkt onmiddellijk te kunnen winnen met 7...Dxb2?, maar hier heeft wit een duivelse val. 8. e6! Dxa1 9. Db3! en wit staat vermoedelijk gewonnen. Al is het allemaal nog zo duidelijk niet. Alleszins een stelling die zwart - naar mijn mening - beter zou vermijden.

    Een betere voortzetting is 7... e6 8. Pd2 Da6 (Het klassieke manoeuvre van een beroemde partij tussen Nimzowitch en Capablanca) 9. c4 (dameruil is erg comfortabel voor zwart) en nu bijvoorbeeld 9...Lb4

    De stelling is waarschijnlijk in evenwicht, maar ik vind het misschien iets gemakkelijker spelen met wit.


    Mijn tegenstander IM Dirk Schuh verraste me in Dortmund met een andere zettenvolgorde die ik nog niet eerder had gezien. De volledige partij is elders op deze blog te vinden.

    1. e4 c6 2. d4 d5 3. e5 Lf5 4. h4 h5 5. Ld3!? (Direct, in plaats van 5. Lg5) Lxd3 6. Dxd3

    De normale reactie is nu waarschijnlijk 6...e6 7. Lg5 Da5+ 8. Pd2 Da6

    Maar nu kan wit terug naar de variant die ik zojuist aanhaalde... 9. c4 Lb4 enzovoort. Nog eens herhalen: wit staat niet beter, maar zijn stelling is in mijn mening iets gemakkelijker te behandelen. Ondertussen heeft wit alle complexe tactische varianten [of die complicaties nu gunstig of ongunstig voor hem zijn, doet er niet toe] vermeden! Dit is het nut van 6. Ld3 onmiddellijk te spelen.

    Daarom koos ik relatief snel (na ongeveer 4 minuten) voor een andere mogelijkheid.

    6... Da5+!? (een "Patzer-check" om wits plannen te ontregelen. Na bijvoorbeeld 7. c3 Da6 is het duidelijk dat zwart iets bereikt heeft. Zoals we al konden zien wil wit graag c4 spelen. Dit is nu niet mogelijk. Ook 7. Pd2 heeft nadelen: de loper op c1 is nog niet ontwikkeld, wat denk ik in zwarts voordeel moet zijn. De meest kritieke variant is vermoedelijk 7. Ld2 Da6 [het klassieke manoeuvre in deze structuur] en nu het scherpe thematische pionoffer 8. e6!? Maar al bij al denk ik dat zwart ook hier niet minder staat. Verdere tests zijn nodig.)



    Samenvatting: Ik werd geconfronteerd met een kleine verwisseling van de zettenvolgorde. Zoals we zagen heeft deze zettenvolgorde het voordeel dat ze alle scherpe varianten vermijdt. Wit stuurt aan op de rustige positionele stelling die ik als iets makkelijker voor wit beoordeelde.

    Door een goede kennis van de klassieke plannen en motieven in deze openingsvariant, slaagde ik er echter in om zonder aarzeling een zijvariant te spelen die geheel nieuwe problemen geeft. Ik ben helemaal niet zeker dat mijn zet de beste was in de gegeven stelling, maar het bracht mijn tegenstander zeker in verwarring. Hij voelde zich plots niet zo comfortabel. En dat is belangrijk in een praktische partij.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hartelijk dank Glen want jouw voorbeeld laat toe om dit thema wat verder uit te diepen.

    Vooreerst vind ik het niet helemaal duidelijk in jouw voorbeeld wat hoofdlijn is en zijlijn. Ik bedoel in mijn database van + 2300 partijen werd 66 keer Ld3 gespeeld t.o.v. 82 keer Lg5. Daarnaast werd Da5+ al enkele keren gespeeld na Lg5 waardoor het zelfs niet helemaal duidelijk is of je niet gewoon toch transponeert naar een Lg5 variant !
    De Spaanse Chigorin in mijn partij tegen Ronny kwam slechts 21 keer met deze variant op het bord t.o.v. 18215 partijen ! Zelfs op zet 9 koos nog ongeveer 50% van de spelers om niet naar de hoofdlijn terug te keren !
    De volgorde gekozen in het Russisch van mijn partij tegen Ian kwam op zet 9 slechts 40 keer voor t.o.v. 1040 keer de hoofdvariant en op zet 14 slechts 19 keer t.o.v. 62 keer de hoofdvaraint.
    Ik bedoel alleen maar dat er in mijn voorbeelden veel meer duidelijkheid is wat precies een afwijking is van de standaard zettenvolgorde.

    De bovenstaande opmerking neemt niet weg dat er in de praktijk wel keuzes kunnen worden gemaakt die de kansen optimaliseren.
    Een IM die de te verwachte volgorde niet speelt, zal zoiets niet doen uit haast of onwetendheid zoals in mijn voorbeelden. De optimale keuze hangt dan natuurlijk af van hoe en wat jij precies kent van de opening en hoe en wat je verwacht de tegenstander kent. Uiteindelijk blijft het een stukje gokken want je kan nooit met zekerheid weten dat de tegenstander jouw afwijking toch niet al in detail heeft bekeken en dan kan je een stuk slechter af zijn dan transponeren naar de hoofdlijn. Nu een IM is meestal nog een amateur en hun analyses hebben zeker beperkingen t.o.v. wat we zien bij topgrootmeesters.

    BeantwoordenVerwijderen