vrijdag 29 april 2016

Optische illusies deel 2

Literaire hoogstandjes moet je op deze blog niet verwachten. Ik weet dat ik erg gemiddeld schrijf en dat sommigen een veel betere pen hebben dan ik. Dus hoop ik dat de schaakinhoud toch de lezer voldoende kan boeien. Hiermee nogmaals een oproep aan schakers met een persoonlijk verhaal om mee te werken aan dit project. Ik heb nog wel wat ideeën maar gezien de interesse voor de blog lijkt het mij toch leuker met meerdere schrijvers.

Misschien wel 1 van de beste schaakschrijvers was Jan Hein Donner. Zijn boek de Koning is zonder twijfel het meest bekend maar na het te hebben gelezen heb ik het weggeven. Zijn gezwets over vrouwen en computers liet mij concluderen dat hij heel graag over zaken sprak waarover hij niets wist. Literair besef ik natuurlijk wel dat ik niet eens aan zijn enkels kom. Iedereen die het boek gelezen heeft, herinnert zich wel de passage over de randpion: "Lieve pion op a5. Mooi klein ding, randpion ben je, niet meer dan één veldje mag je bestrijken. Je bent zo klein, bijna niets, en je hebt de hele partij daar op je plaatsje gestaan, maar al die tijd was mijn hoop op jou gebouwd en al mijn angstig hunkeren was voor jou. Ik zag je wel, zoals je daar stond, kleine bengel. De mensen dachten natuurlijk dat het om de pion op d5 ging, hij trok hun aandacht, ja ze keken alleen naar hem, maar jij en ik wisten het wel, het ging om jou, om jou en jou alleen. Je hebt gewacht, stouterd, je hebt je niet opgedrongen, want je wist dat ik al die tijd alleen maar aan jou dacht en dat je niets hoefde te doen, want dat ik vanzelf wel bij je zou komen. Kleine randpion, je bent nu vrij. Ga je gang, op a8 wacht jou en mij de onuitsprekelijke heerlijkheid. Heb mijn dank, klein lief ding. Ik heb je lief,"

Prachtig niet? Wel met deze aparte introductie wil ik het echte thema van dit artikeltje aansnijden: randpionnen en hun speciale rol in de partij. Randpionnen kunnen we beschouwen als de marginalen van het schaakbord. Meestal spelen ze geen rol van betekenis maar in bepaalde extreme situaties kunnen ze toch cruciaal zijn. Zo vond ik het commentaar op schaaksite over de recente partij Vyacheslav Ikonnikov tegen Robert Ris gespeeld in de Nederlandse interclubs na zet 29 best grappig : "Daarmee heeft zwart ook een vrijpion. En een pion meer! Vandaar dat ik Robert na afloop hoorde brommen dat ie totaal gewonnen stond. Maar misschien overdreef hij daar een beetje. Ik bedoel, dat a-pionnetje is niet voor de poes!"

Er bestaan dus genoeg voorbeelden waarin de randpion voor de overwinning zorgt maar minder bekend zijn voorbeelden waarin het onding in extremis remise uit de brand sleept. Zondag laatst in de interclub was zulke stelling mogelijk geweest. Ik zeg "had" want ik wist tijdens de partij niet dat het te redden was. Bovendien koos mijn tegenstander sluw om nog even te wachten met concrete acties.
Achteraf met de computer werd pas duidelijk hoe de vork aan de steel zit. Ik had correct getaxeerd dat afwachten zou verliezen (in tegenstelling tot wat sommige toeschouwers dachten) maar een getimed offeren van de randpion had alsnog de nederlaag kunnen afwenden.

Het kan altijd nog erger. Zo was er enige tijd geleden heel wat opschudding toen de Zweedse grootmeester Hillarp Persson Tiger opgaf in een stelling waarin achteraf werd aangetoond dat het potremise was.
Dus ook hier had de randpion een heldhaftige redding kunnen brengen door zichzelf op te offeren. Schaken is een vat vol optische illusies. Met jaren ervaring leren we om de waarheid beter van de leugens te onderscheiden.

Brabo

1 opmerking:

  1. "Zijn boek de Koning is zonder twijfel het meest bekend maar na het te hebben gelezen heb ik het weggeven."

    Waarvoor grote dank, Brabo! Ik heb al veel plezier beleefd aan dat boek. Al lees je De Koning het best op dezelfde manier zoals Donner het geschreven heeft: tongue-in-cheek, schamper, ironisch etc. Het boek weegt niet op tegen harde waarheden, maar dat maakt het niet minder vermakelijk.

    Ook niet vergeten dat het in de jaren '70-80 praktisch onmogelijk was om het potentieel van (schaak)computers te beoordelen. Vandaag de dag weten we wel beter. Kijk trouwens naar wat de Go-spelers overkwam.

    Vorig jaar had ik een gesprek met Hans Böhm, iemand die ook nogal hard werd aangepakt door Donner. Zo staat er ergens in Donners berichtgeving over het IBM-toernooi van 1975, als ik me niet vergis, "Iedereen speelde slecht en op dit schuim kwam Böhm als vanzelf bovendrijven, voornamelijk door gebrek aan gewicht." Hans vertelde dat hij zich in het geheel niet beledigd voelde door dergelijke sneren. Dat was nu eenmaal wat je verwachtte van Donner. En de twee hadden goede persoonlijke relaties. Dan weet je dat het allemaal niet serieus bedoeld is.

    De beste schaker-schrijver is waarschijnlijk Mikhail Tal - met de caveat dat Tals boeken natuurlijk vertalingen zijn uit het Russisch. De voormalige wereldkampioen had een scherpe pen én een grote plusscore tegen Donner. Dit is bijvoorbeeld een mooie vondst, in de partij Evans - Tal 1964 na zet 20... De7! (http://www.chessgames.com/perl/chessgame?gid=1139662) schrijft Tal:

    "Exploiting a tactical opportunity, Black makes a favourable regrouping of his pieces. Now White cannot continue 21. Qxb6, since after 21... Qxg5+ too many rooks are attacked... (In The Life and Games of Mikhail Tal, p.279)

    De meeste schaakboeken zijn geen literaire meesterwerken. Maar dat is ook niet de reden waarom je die dingen koopt.

    BeantwoordenVerwijderen